Oplopende kosten, onzekerheid over de
invoeringsdatum, het complexe digitale stelsel. Onder gemeenten neemt
het chagrijn over de Omgevingswet toe. Co Verdaas en Jop Fackerdey, twee
fans van het eerste uur, slaan alarm bij Binnenlands Bestuur.
Planeet
Hoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU
Delft en dijkgraaf bij Waterschap Rivierenland Co Verdaas blijkt de term
‘Omgevingswet’ in 2003 als vers aangetreden PvdA-Kamerlid nota bene te
hebben gemunt. ‘Het was bij de behandeling van de Tracéwet. Ik gaf aan:
er moet niet nóg een wet bij, maar we moeten terug naar één integrale
wet voor de ruimtelijke omgeving.’ Lachend: ‘In de Kamer werd mijn
voorstel weggehoond. Van welke planeet kwam die meneer?’
Stapels papier
Jop Fackeldey, tegenwoordig
PvdA-gedeputeerde in Flevoland, was van 2007 tot 2018 wethouder voor die
partij in Lelystad. ‘Ik had vanuit de gemeenten in de VNG-commissie
ruimte de Omgevingswet in portefeuille’, blikt Fackeldey. ‘De wet was
het antwoord op een probleem waar gemeenten al jaren tegenaan hikten: de
ellenlange ruimtelijke procedures. Om steeds weer een andere reden
konden bezwaarmakers naar de rechter stappen. Als beginnend wethouder
werd ik gek van alle projecten waar niks van terechtkwam. Nou ja, alleen
wat stapels papier verplaatsen.’
Democratische impuls
‘De Omgevingswet is een democratische
impuls’, zegt Verdaas. ‘Je wordt als gemeente aan de voorkant van de
besluitvorming gedwongen alle partijen om tafel te krijgen. Dat is nu
het grootste tekort in de keuzes rondom de inrichting van Nederland. We
proberen via van elkaar gescheiden, sectorale routes een ruimtelijke
ontwikkeling tot stand te brengen. Maar je kunt als bestuurder de
burgers bijna niet uitleggen hoe je tot de uiteindelijke afweging komt.’
Spijtig
Maar het aanvankelijke enthousiasme van
veel pioniers dreigt om te slaan. ‘Dan zie je dat het juridische traject
en dat van de digitalisering dusdanig ingewikkeld is, dat het technisch
niet goed lukt’, constateert Fackeldey. ‘Daarom is de Omgevingswet dit
voorjaar opnieuw met een jaar uitgesteld.’ Spijtig, vindt hij. ‘Als dat
uitstel één keer gebeurt, dan denk je: nou, toe maar. Het blijft echter
rommelen met die datum. Ook het wetgevingstraject is nog steeds niet
afgerond en begint zo langzamerhand wel heel erg lang te duren. Dat
haalt het tempo eruit.’
Niet klaar
Wacht even, dat extra jaar uitstel tot 1
januari 2022 is toch mede op verzoek van een groot aantal gemeenten tot
stand gekomen? Ze waren er toch niet klaar voor? ‘Wat heet niet klaar?’,
reageert Fackeldey. ‘Je hebt straks een fatsoenlijke overgangstermijn
om je omgevingsplan te maken. En het merendeel van de gemeenten was wél
klaar. De enige grote zorg is het digitale stelsel. Dat heb je bij de
invoering echt nodig.’
Noodklok
Het Bureau ICT-toetsing (BIT) dat de
ontwikkeling van het Digitale Stelsel Omgevingswet kritisch volgt,
luidde daarover in november nogmaals de noodklok. Maar gaf ook aan dat
nieuw uitstel van invoering meer problemen geeft dan oplost: dan maar
met een karig basisstelsel de nieuwe ruimtelijke werkelijkheid in. ‘Het
is een eeuwig dilemma bij grote stelselherzieningen als de
Omgevingswet’, zegt Verdaas. ‘Kom je de achterblijvers tegemoet of
beloon je de koplopers?’ Hij ziet dat gemeenten om op 1 januari 2022
klaar te zijn nog bergen werk moeten verzetten. ‘Je moet investeringen
plegen en het water staat aan de lippen. Dat veroorzaakt chagrijn, dat
snap ik heel goed. Alleen: dan raakt de discussie over waarom we de wet
wilden, vertroebeld door de kosten en de mate van ingewikkeldheid. We
staan op de drempel, maar we moeten er ook met elkaar overheen durven
springen.’
Geen dooie letter
Wat adviseren ze gemeenten die worstelen met hun voorbereidingen op de Omgevingswet?
‘Ga zoveel mogelijk in de geest van de wet
werken’, zegt Fackeldey. ‘Zorg dat je omgevingsvisie geen dooie letter
is, geschreven van achter een ambtelijk bureau, maar doorleefd vanaf de
voorkant. En zorg dat je bij elk nieuw initiatief het participatieproces
goed inricht.’
Koude kermis
Verdaas: ‘We staan als overheden voor
grote opgaven als klimaatadaptatie, woningbouw, de energietransitie,
bereikbaarheid en de stikstofdiscussie. Als je je afvraagt wat voor
stelsel we nodig hebben om dat op een ordentelijke manier tot
besluitvorming en uitvoering te brengen, dan haalt niemand het in zijn
hoofd om met 26 sectorale wetten aan te komen. Dat is wel wat wij nu
hebben. De mensen die denken dat je daarmee straks nog kunt werken, die
komen van een koude kermis thuis. De noodzaak van de Omgevingswet gaat
voorbij aan alle operationele vraagstukken en financiële discussies. Je
moet onze samenleving die wet gewoon gunnen.’