Door het coronavirus is er een roep om
gebouwen goed te ventileren. Volgens het RIVM zou het virus namelijk nog
lang in niet- of slecht geventileerde ruimtes kunnen circuleren via
fijne vochtdruppels (aerosolen). Maar wat is goed ventileren precies?
Hoe weet je nu of je genoeg ventileert? En kan dat op een
energiezuinige manier? We vroeg de Topsector Energie aan Atze Boerstra
(bba binnenmilieu), expert op het gebied van binnenluchtkwaliteit.
Ventilatie is essentieel om een goede
luchtkwaliteit in verblijfsruimten van gebouwen en woningen te
realiseren. Door corona is het belang van ventilatie alleen maar
toegenomen, zeker nu blijkt dat het virus mogelijk ook via aerosolen kan
worden overgedragen. Goed en voldoende ventileren, luidt dus het
devies. Hoe doe je dat?
Wat is goede ventilatie?
Het idee achter ventilatie is simpel:
vervuilde binnenlucht afvoeren en vervangen door schone lucht. Hierdoor
worden vervuilende stoffen zoals aerosolen – maar ook CO2, fijnstof,
vluchtige organische stoffen (VOC) en vocht – onder kritieke
grenswaardes gehouden. Kortom, bij ventilatie gaat het om
luchtverversing in de ruimtes waar mensen zich bevinden.
Ventileren is één van de manieren om het
risico op besmetting met infectieziekten die zich door de lucht
verspreiden in te dammen. Dat geldt vooral voor utiliteitsgebouwen,
zoals kantoren, restaurants, winkels en scholen. Daar komen immers
grotere groepen mensen bij elkaar. “Hoeveel je precies moet ventileren,
hangt echt af van het gebouw, de gebruiksduur en de gebruikers”, aldus
Atze Boerstra. “Hoe lang worden ruimtes gebruikt? En hoe groot is de
ruimte? Hoeveel mensen bevinden zich in een vertrek?”
Het is dus lastig om in algemene zin aan
te geven hoeveel er geventileerd moet worden om voldoende (en adequate)
luchtverversing te garanderen. Er bestaan wel methodieken (zoals deze
tool van EHBV) waarmee je kunt berekenen hoeveel ventilatie er nodig is.
Boerstra: “Je meet dan niet zozeer het virus, want dat is veel te
ingewikkeld, maar hoeveel verse lucht er wordt toegevoerd in diverse
ruimten. De standaard richtlijnen voor kantoren gaan uit van een
luchtverversing van 30 tot 40 m3 per uur per persoon. Als je in een
kleinere kantoorruimte de besmettingsrisico’s echt laag wilt krijgen dan
zou je eigenlijk een factor 2,5 meer moeten ventileren. In de zomer is
dat niet zo’n probleem - althans, in een kantoorruimte met een te openen
raam - maar ’s winters is dit echt een uitdaging, mede ook naar
energiegebruik-effecten kijkend.”
Energieverbruik van ventilatiesystemen
Een nadeel van meer ventileren is namelijk
de extra energiebehoefte waarmee dat gepaard gaat. Boerstra: “Als het
buiten erg warm is of juist erg koud heb je veel meer
ventilatieverliezen. Je wil de warmte of koude uit de toevoerlucht dan
zoveel mogelijk hergebruiken. Het is zaak om dat op een gezonde en
veilige manier te doen, zonder dat virussen en andere verontreinigingen
die in de retourlucht zitten weer opnieuw het gebouw in gebracht worden.
Met veel van de bestaande typen warmteterugwinning kan dat gewoon. Maar
recirculatie tijdens gebruikstijd is wat dat betreft minder
verstandig.” De uitdaging is dus om voldoende lucht te verversen zonder
het energiegebruik te laten toenemen en ongezonde lucht te laten
circuleren.
Naast warmteterugwinning kun je ook
energie besparen door precies genoeg te ventileren. Bij vraaggestuurd
ventileren gebruik je sensoren en regelsystemen om het systeem enkel te
laten draaien als de concentratie van bepaalde verontreinigingen te hoog
is. Zo wordt schone binnenlucht gerealiseerd zonder onnodige
energieverliezen. Ook zijn er systemen op de markt om warmte uit
ventilatielucht terug te winnen, al kan (nog) meer aandacht worden
besteed aan het ontwerp van ventilatiesystemen in combinatie met de
verschillende terugwinningstechnieken.
Uitdaging voor de bouwsector
Volgens Atze Boerstra zou het goed zijn om
een gezamenlijk protocol te ontwikkelen waarin omschreven is hoe je
kunt bepalen of ruimtes voldoende ‘covid-19 proof’ zijn. “Zoals gezegd:
rechtstreeks aerosolen of virussen meten is lastig, dus het is beter om
in te zetten op het continu monitoren van de verse luchttoevoer,
bijvoorbeeld met een CO2-sensornetwerk. Vervolgens kunnen we in bepaalde
gebouwtypen met bovengemiddelde risico’s (zoals verpleeghuizen)
inventariseren hoe het ervoor staat zodat we nog voor het stookseizoen
aanvullende maatregelen kunnen nemen."
De oproep aan de bouwsector is dus om
(eventueel in samenwerking met medische experts) zo snel mogelijk tools
te ontwikkelen waarmee je kunt zien of een ventilatiesysteem voldoende
lucht ververst. Op korte termijn is dit idealiter een mobiel
meetapparaat die bij de overschrijding van kritieke grenswaarden (van
bijvoorbeeld CO2 en/of relatieve luchtvochtigheid) een signaal geeft dat
er actie ondernomen moet worden. Bijvoorbeeld het open zetten van ramen
of het beëindigen van een vergadering. Dit soort tools, gebaseerd op
een protocol, kunnen dan de opmaat vormen voor meer structurele
maatregelen, zoals aanpassingen aan het ventilatiesysteem.