De
gemeente Assen krijgt het niet voor elkaar om de meer dan honderd
panden in de gemeentelijke vastgoedportefeuille voor 2030
energieneutraal
te maken. Dat blijkt in een antwoord van wethouder Mirjam Pauwels
(Economische Zaken, VVD) aan de gemeenteraad. De gemeente wil nu dat het
de einddatum wordt verschoven naar 2040.
Afspraken
In
het Klimaatakkoord spraken gemeenten af om in 2030 de CO2-reductie van
gemeentelijk vastgoed met de helft te reduceren. Maar Assen
besloot in 2016 al om in 2030 voor haar eigen vastgoed geheel
energieneutraal en aardgasvrij te zijn. De gemeente startte vorig jaar
een pilot waarin werd onderzocht hoe twee sportzalen en een buurtcentrum
verduurzaamd moesten worden. De kosten bleken flink
hoger dan gedacht.
In kaart
Inmiddels
heeft de gemeente veel beter in kaart wat ervoor nodig is om alle
panden te verduurzamen. De maatregelen gaan naar verwachting
86 miljoen euro kosten, en dan is de gemeente er nog niet. Om helemaal
energieneutraal te worden, is meer stroom nodig dan de daken van de
gebouwen kunnen opbrengen. De gemeente moet dus nog ergens een plek
vinden voor 30.000 zonnepanelen om aan die energievraag
te voldoen. Een plek daarvoor is nog niet gevonden.
Masterplan
In
het nieuwe masterplan Klimaatneutraal Gemeentelijk Vastgoed stelt het
stadsbestuur daarom voor om langer de tijd te nemen voor de
verduurzaming. Daarmee krijgt de gemeente meer tijd om een integrale
aanpak uit te werken en de jaarlijkse kosten te halveren. Het nadeel is
wel dat de reductie van CO2-uitstoot minder snel zal gaan dan in het
eerdere doel.
Laaghangend fruit
Veel
gemeenten hebben zichzelf ambitieuze klimaatdoelen gesteld voor hun
eigen vastgoed, maar nu de meeste gemeenten de eerste aanstalten
maken om die verduurzamingsslag echt in kaart te krijgen, blijkt de
praktijk een stuk weerbarstiger. De Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) presenteerde eind vorige maand nog een leidraad waarin
verschillende voorbeelden voor het licht werden gebracht.
Maar RVO constateerde dat veel gemeenten zich in de aanpak vooral
richten op energiebesparing en veel minder op andere verduurzaming,
zoals circulariteit of klimaatadaptief bouwen. Daarnaast kiezen
gemeenten vaak het eerst voor ‘laaghangend fruit,’ maatregelen
die relatief rendabel zijn en zich makkelijk terugverdienen. Het
probleem daarbij is dat de baten daarvan op de langere termijn niet meer
kunnen worden gebruikt om de minder makkelijke maatregelen met een
langere terugverdientijd te financieren.